Zakelijke Gegevens:
Titel: Beatrijs: een middeleeuws Mariamirakel
Naam van de auteur: N/A
Aantal bladzijden: 112
Naam en plaats van de uitgever: https://www.kb.nl/themas/middeleeuwen/beatrijs/beatrijs-moderne-vertaling-door-willem-wilmink
Jaar van uitgave: 1374 (ca.)
Samenvatting:
De verteller begint met de mededeling dat schrijven hem niet veel oplevert, maar dat hij het toch wil vertellen om de goedheid van de maagd Maria te laten zien. Hij heeft het verhaal gehoord van een oude monnik van de orde der Wilhelmieten genaamd Gijsbrecht, die het in een van zijn boeken had gelezen.
Daarna gaat de verteller het verhaal vertellen:
In een klooster werkte een non als kosteres, het was een beschaafde en welgemanierde non en ze werkte ook ijverig en deed al haar taken goed en op tijd.
Deze non was echter ook verliefd op een jongeling en de liefde had haar zo in haar macht dat ze er geen weerstand meer aan kon bieden. Dit mag je haar niet kwalijk nemen, want liefde kan iemand gek maken en de duivel wil mensen altijd tot het kwade verleiden. Op den duur kon ze de liefde niet meer ontkennen en daarom stuurde ze een brief aan haar geliefde met de vraag of hij naar haar toe wilde komen.
De geliefde kwam zo snel mogelijk naar het klooster en bij de poort zagen ze elkaar eindelijk weer, ze waren nog steeds verliefd en de geliefde beloofde haar dat hij goed voor haar zou zorgen en haar nooit in de steek zou laten. Daarop besloten ze over acht dagen samen weg te reizen.
De jongeling liet daarna snel de allermooiste kleren voor haar maken en kocht ook nog andere geschenken voor haar. De avond waarop ze weg zouden gaan ging de jongeling met de geschenken en genoeg geld voor zeven jaar naar de boomgaard waar hij op haar zou wachten.
De non moest echter eerst noch de metten luiden en na de metten zei ze eerst noch een gebed op, waarin ze vroeg of Maria en God haar zonden konden begrijpen en vergeven. Ze legde daarna haar pij op het altaar en hing de sleutels voor het Mariabeeld, zodat ze die de volgende dag makkelijk konden vinden. Daarna ging ze naar de boomgaard waar ze haar geliefde ontmoette en de kleren aantrok die hij voor haar gekocht had. De kleren stonden haar goed en samen gingen ze zo weg.
De volgende morgen kreeg ze al spijt van wat ze gedaan had, maar haar geliefde stelde haar gerust en beloofde nog eens dat hij haar niet in de steek zou laten en ze hadden toch geld genoeg om de komende jaren mee door te komen.
Toen ze in de loop van de ochtend in een bos kwamen wilde de jongeling de liefde bedrijven, maar Beatrijs vond dat een schande en vond dat ze moesten wachten tot ze in een behoorlijk bed lagen. De jongen betuigde daarna zijn spijt en samen reden ze door totdat ze in een stad kwamen. In die stad beviel het hun en daar bleven ze zeven jaar wonen. Ze hadden een gelukkig en weelderig leven in die stad en kregen twee kinderen.
Toen na die zeven jaar het geld echter op was moesten ze al hun spullen verkopen, maar ook dat geld was snel op en ze hadden ook geen beroep geleerd om geld mee te verdienen. De jongeling brak hierna zijn belofte en ging terug naar zijn geboorteland terwijl hij haar en de kinderen achterliet.
Ze moest nu alleen twee kinderen onderhouden terwijl ze geen beroep kende en te trots was om te gaan bedelen. Daarom moest ze wel prostituee worden om haar kinderen te kunnen voeden, maar ze deed dit niet met plezier.
Ze was gelukkig nog wel gelovig en zei elke dag nog de zeven Mariagebeden op, waarmee ze op vergeving hoopte. Na zeven jaar kreeg ze echter berouw en besloot ze niet langer meer te zondigen maar te gaan bedelen.
Toen ze op den duur in de buurt van haar oude klooster kwam en bij een oude weduwe logeerde vroeg ze of het waar was dat de kosteres veertien jaar geleden weg was gelopen. De weduwe werd daar heel boos om en antwoordde dat er geen betere non kon zijn dan de kosteres en dat je haar nergens van mocht beschuldigen. Dit verbaasde haar en dus vroeg ze wie de moeder en vader van die non waren en toen haar eigen moeder en vader genoemd werden wist ze zeker dat zij bedoeld werd.
s' Nachts bad ze daarom tot Maria om vergeving. Terwijl ze zat te bidden kreeg ze echter een visioen waarin een stem haar opdroeg naar het klooster terug te gaan en dat ze weer gewoon als kosteres aan de slag kon gaan, omdat Maria al die jaren haar taak over had genomen en niemand haar dus gemist heeft. Ze geloofde de stem echter niet en dacht dat het de duivel was die haar wilde misleiden. Daarom vroeg ze aan God of Hij, wanneer de stem haar echt wilde helpen, nog een tweede en derde keer de stem wilde laten horen en dan zou ze naar haar klooster teruggaan. De volgende dag kwam er weer een stem die weer zei dat ze naar het klooster terug moest gaan, maar ze geloofde het nog steeds niet en vroeg God de stem niet meer te laten verschijnen als de stem van een boze geest was, maar als de stem echt van Maria kwam moest hij de volgende dag weer komen en dan zou ze teruggaan.
De derde nacht kwam de stem terug en zei tegen haar dat ze onderhand wel eens op moest schieten. Nu de stem drie maal was geweest kon ze niet meer twijfelen en dus ging ze meteen naar het klooster en liet ze de kinderen toe aan de weduwe en aan Maria.
Toen ze in het klooster terugkwam waren alle deuren voor haar geopend en lagen de pij en de sleutels op dezelfde plaats als waar ze die achtergelaten had. Ze dankte Maria hiervoor en ging weer net zoals vroeger haar werk doen.
Met deze non is het wel goed gekomen, maar de weduwe bij wie ze haar kinderen had achtergelaten had niet genoeg geld om de kinderen te onderhouden. De weduwe ging daarom naar het klooster om te vragen wat ze met de kinderen moest doen, waarop de abdis beloofde dat het klooster alles voor de kinderen zou betalen en ook voor voedsel zou zorgen.
De non had al wel berouw gehad van haar zonden, maar had het nog niet gedurfd om het aan iemand te vertellen. Op een dag kwam er echter een abt naar het klooster die altijd keek of er nog schandelijke praatjes rondgingen en ook de biecht afnam.
Ze durfde het echter niet op te biechten omdat de duivel haar schuldgevoelens gaf, toen kreeg ze echter een visioen van een jongeman in het wit die een appel omhoog gooide en weer opving om een kind op zijn arm te vermaken. Het kind was echter dood en het had er dus niets aan en net zoals dat kind had God er niets aan dat ze vastte en bad, en kon hij haar ook niet vergeven, zolang ze niet gebiecht had.
Daarop ging ze naar de abt en vroeg aan hem of hij haar de biecht af wilde nemen. Toen ze alles had verteld gaf de abt haar absolutie en wilde het wonder overal doorvertellen, hij zou haar naam echter niet noemen. Hierna vertelde de abt het aan het hele klooster, maar niemand wist bij wie het gebeurd was. Kort daarna nam de abt afscheid en nam hij de kinderen van de non met zich mee die hij vervolgens in een Wilhelmietenklooster liet intreden. Het werden twee goede monniken en hun moeder heette Beatrijs.
Ik kwam op het idee om deze boek te lezen door mijn geschiedenisboek. Hierin stond er dat een “heiligenleven” van de soort geschriften die veel in de Middeleeuwen werd geschreven, en zeer op elkaar lijken. Uit mijn geschiedenisboek: "...zo blijken de heiligen vaak als kind al wonderlijke gaven te bezitten. Ook blijkt al heel jong hun vroomheid, bijvoorbeeld omdat ze liever bidden dan spelen. Onrechtvaardigheid bestrijden ze met al hun macht, maar zonder gebruikt te maken van geweld. Hun heiligheid blijkt meestal uit wonderen, die God hen laat verrichten. Hun dood en opname in de hemel wordt door middel van voortekenen aangerkondigd. Later blijkt zijn of haar gebeente wonderbaarlijkt, waardoor bij het graf van de heilige nog veel mirakels geschieden.
Aangezien het boek het ondertitel "Een middeleeuws Mariamirakel" bezit, dacht ik dat het een typische "Heiligenleven" was. Dat bleek echter niet zo te zijn.
Thema’s en motieven:
De onderlinge thema in het verhaal is Beatrijs’ kuisheid. Al in de eerste alineas en zinnen werd dit al tentoongesteld; het werd ingehamerd dat Beatrijs een uitzonderlijke non is in alle gebieden, ondanks haar liefde voor haar vriend. Zelfs toen ze de bleef ze zeer vroom en bidde ze zeer vaak. Toen zij haar geld kwijtraakte, haar vriend haar verlaatte en zij gedwongen was om haar lichaam te verkopen om voedsel te kopen voor haar kinderen, bad nog steeds zij “alle dagen in vol vertrouwen, de zeven getijden van Onze Lieve Vrouwe.” Dit is een zeer typische Middeleeuwse waarde; in moderne tijden is godsdienst minder belangrijk en wordt excessieve vroommheid juist verafschuwd.
De (leid)motief, daarentegen, gaat over het innerlijk conflict van Beatrix tussen non zijn en haar liefde. Ook dit werd in de eerste alineas en zinnen al tentoongesteld; hoewel de schrijver aantoont dat Beatrijs een uitblinkende non is, werd zij alsnog verleid door haar liefde voor haar vriend, wat ervoor leidde dat zij met haar vriend van de klooster wegrende. Dit liep slecht af, en na een tenure als prostituut van zeven jaar keerde ze weer terug naar de klooster (waarschijnlijk om vergiffenis te vragen), en het blijkt dat Maria haar plaats had ingenomen voor zeven jaar. In tegenstelling tot de thema is deze motief nog steeds relevant tot nu toe: zelfs nu zijn veel mensen geforceerd om te kiezen tussen liefde en hun carriere.
Beoordeling:
Net zoals de meeste boeken (proza, novelle, enz.) uit de Middeleeuwen is Beatrijs geschreven in rijm. En net zoals Van de Vos Reynaerde komt dit het boek goed uit; hoewel de zinnen (alweer) relatief kort zijn, zorgt het ervoor dat het makkelijk en vlot lezen is. Omdat het blijkbaar ook bedoeld is om voorgelezen te worden aan een grote groep mensen, helpt het rijm ook om een bepaalde “ritme” te houden, zodat de voordrager de aandacht van de menigte beter kon vasthouden.
“Ze was nooit lui of onzorgvuldig,
bij dag of nacht nooit ongeduldig,
was vlug en vaardig in haar werk,
moest de klok luiden in de kerk,
lei boeken klaar, stak kaarsen aan,
heeft 's morgens 't klooster op doen staan.“
Hoewel ik een normale “heiligenleven” had verwacht, was het verhaal iets anders dan ik had verwacht. Er wordt nauwelijks uitgelegd hoe Beatrijs was als een kind; Beatrijs bleek geen wonderbaarlijke krachten te bezitten, en het verhaal eindt voordat Beatrijs doodging. In feite is er, met uitzondering van de “Mariamirakel”, geen echte “mirakels” in het boek, wat ervoor zorgt dat het boek gegrond blijft in het werkelijkheid.
Ook vind ik goed dat Beatrijs (voor die tijdperk) sympathiek wordt behandeld. Hoewel zij van een klooster wegrende om samen met haar vriend te leven en eventueel gedwongen werd om prostituut te worden, verweet de schrijver haar nooit van zonden; in plaats daarvan pleitte hij om haar eerlijk te behandelen, want immers “de duivel ziet er op toe de mens te verleiden, hij wordt het nooit moe: bij dag of nacht en vroeg of laat is hij druk doende met het kwaad.” Volgens hem is Beatrijs dus een onschuldige slachtoffer van haar verleidingen.
Wel vond ik dat het voor een boek van iets meer dan hondred pagina’s lang wel erg langdradig is. Eenderde van het boek werd ingenomen door de gebeden van Beatrijs om aan te tonen dat ze “echt” vroom is; hoewel dit misschien wel werkt als het voorgedragen werd, is dit alleen maar een hindernis als je het leest.
Oordeel:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10.
Ik geef deze verhaal een zeven omdat, hoewel het soms langdradig, het toch nog volgens mij nog relevantie heeft op het hedendaagse leven. Beatrijs zelf is sympathetiek benaderd, en het vermijdt de cliche’s van het Heiligenleven. Vergeleken met de andere Middeleeuwse boek dat ik had gelezen (Van De Vos Reynaerde), vond ik deze boek beter; daarom verdient het een zeven.